De voorbenen van het paard hebben geen benige verbinding met de wervelkolom, een paard heeft geen sleutelbeen!!
Er is een verbinding met spieren vanaf de onderzijde van het schouderblad met de ribbenkast. Deze spier hecht aan de ene kant vast aan de onderzijde vh schouderblad en aan de andere kant op de ribbenkast. (deze spier heet de serratus ventralis) De ribbenkast hangt als het ware aan/tussen de schouderbladen, aan de onderkant word de ribbenkast ondersteund door de borst spieren. (pectoral muscles)
Deze spieren zijn enorm belangrijk en vragen om een juiste training. Het zijn deze spieren die ervoor zorgen dat het paard “met zelf gedragenheid” kan lopen. Met de juiste training worden deze spieren steeds een beetje sterker, waardoor het paard in de schoft/ribbenkast kan liften, door de lift van de ribbenkast/schoft, krijgen de achterbenen de mogelijkheid om onder het zwaartepunt te treden. note: dit heeft tijd nodig!! Uiteindelijk (na jaren training), word het paard steeds sterker en kan het zijn frame meer uphill houden.
Na het lezen van bovenstaande denk je misschien, goh waarom word dit vermeld op een website van een zadelmaker?(Dan kan ik goed begrijpen!) Maar in dit stuk training kan veel fout gaan , wat direct invloed heeft op de ligging van het zadel. Onderstaand volgt een uitleg.
Spieren ontwikkelen door oefening en belasting. Maar wat gebeurt als deze spieren niet symmetrisch ontwikkelen? Zowel het paard als de ruiter worden beeinvloed door een a symmetrische ontwikkeling van bovengenoemde spieren
Een paard wat niet symmetrisch werkt of een ruiter draagt die niet symmetrisch zit, ontwikkeld zijn spieren niet symmetrisch, het paard zal met de tijd steeds a symmetrischer worden en zou zelfs kreupel kunnen worden.
Veel ruiters weten dat scheefheden kunnen volgen vanuit de rug of de achterbenen, maar de meeste ruiters weten niet dat bovengenoemde spier (de serratus ventralis) en de schouderbladen ook een grote rol spelen. Veel paarden hebben een verschil tussen de linkerhand en de rechterhand en dan met name op de cirkel. Het paard kan bijvoorbeeld op de rechterhand “weg lopen” over de buitenschouder en op de linkerhand “vallen” op de binnenschouder. Dit word vaak veroorzaakt door een “sterkere” en een “zwakkere” schouder
In het voorbeeld hierboven heeft het paard een sterkere linker schouder, dit schouderblad duwt meer tegen het zadel dan het rechterschouderblad, het duwt het zadel naar achter en dit veroorzaakt dat het zadel naar rechts zakt (vanaf de achterkant gezien), vaak ontstaat er dan een holling achter het rechterschouderblad, hier valt het zadel in. De ribbenkast rolt naar rechts en voelt hierdoor lager aan. (je heb dan het gevoel dat je rechts weg zakt, ondanks dat je paard vierkant staat)
Het schouderblad van een paard heeft geen benige verbinding met de wervelkolom, dit omdat een paard geen sleutelbeen heeft. Het schouderblad hangt met spieren vast. Als spieren ontwikkelen dan verkorten deze enigsinds/worden sterker. In een wending trekken de spieren van het schouderblad, het schouderblad dichter naar de ribbenkast. Dit effect maakt een been van het paard als het ware langer, waardoor je een lichte kreupelheid zou kunnen zien in draf op bijvoorbeeld de linkerhand, op de rechterhand in draf is het paard dan rad. (en andersom als de rechter schouder de sterkere schouder is)
Onderstaand een video waar bovenstaande word uitgelegd, heb je een half uurtje tijd, kijk dan naar deze video, is zeer interessant!